De beugelbaan heeft een afmeting van 5 bij 10 meter waarop aan de bovenzijde (2,5 meter van de kant) een beugel staat. Het spel wordt gespeeld in twee groepjes van 2 personen. Elk tweetal heeft een eigen kleur bol.
De partij begint wanneer de eerste speler zijn bol met de het slaghout door de beugel probeert te spelen. Wanneer de bol stil ligt is nr 2-3-4 aan de beurt. Zijn alle bollen (dit zijn er vier) vanaf de greppel in het spel gebracht dan speelt de speler waarvan de bol het dichtst bij de beugel ligt als eerste. Vervolgens de dan dichts bijzijnde bol van de tegenpartij etc.
Punten zijn niet alleen te verkrijgen door de eigen bol aan de voorzijde door de beugel te spelen, maar ook door de bol van de tegenstander in de greppel te slaan. Komt echter de eigen bol in de greppel dan krijgt de tegenstander twee punter erbij. Speelt men de bol van de tegenstander van boven door de beugel dan gaan er bij hem twee punten af. Winnaar is degene die het eerst 16 punten heeft.
De spelers blijven steeds met dezelfde bol spelen. De bollen worden om de beurt gespeeld, dus twee keer dezelfde bollen achter elkaar spelen mag niet en de partijen wisselen per beurt. De speler moet met beide voeten op de speelbaan staan, behalve bij het spelen uit de greppel (begin van de baan). Dan staat een voet in de greppel en een voet op de baan.
De spelregels worden door de baanmeester verder tijdens het spel toegelicht.